• Schoonspringen
  • Historie

Historie KNZB beleid schoonspringen 1996

16 februari 2023

Schoonspringenhomepage

Breedtesport schoonspringen

Vóór IBP 1
Het KNZB beleid schoonspringen tot en met 1995 maakte geen duidelijk onderscheid tussen topsport en breedtesport. Topsporters waren zij die succesvol waren op nationale en internationale wedstrijden, breedtesporters zij die minder presteerden. Er was geen gedifferentieerd sportaanbod voor breedtesport en topsport. Er was geen aparte competitie voor beginners en gevorderden en wedstrijden voor beginnende springers hadden geen eigen karakter, slechts het aantal sprongen was beperkt. In 1995 constateerde de schoonspringcommissie van de KNZB dat er nieuwe wegen moesten worden ingeslagen. De kernproblemen voor de sport schoonspringen als geheel werden destijds als volgt samengevat (plan van aanpak “schoonspringen, op weg naar morgen”, 1995):· het aantal schoonspringers in Nederland was te gering· het aantal (actieve) deskundige trainers in Nederland was te gering· jeugdige talenten stroomden niet door naar het internationale senioren niveau.

IBP 1 (1996-2000): een nieuw aanbod van activiteiten
In het eerste KNZB integrale beleidsplan (IBP 1) is er voor gekozen om bovenstaande kernproblemen van de sport schoonspringen aan te pakken door een duidelijk onderscheid tussen breedtesport en topsport te maken en voor breedtesport schoonspringen een geheel nieuw activiteitenprogramma te ontwikkelen. De onderliggende gedachte was dat toekomstige (topsport-) kampioenen voort moeten komen uit een landelijk opleidingssysteem voor schoonspringen. Het opleidingssysteem werd genoemd “niveauspringen” (beschrijving zie elders). Het niveauspringen werd ingebouwd in alle KNZB activiteiten voor breedtesport- en talentontwikkeling schoonspringen. In de vier jaren van IBP 1 is voor breedtesport schoonspringen een volledig nieuw activiteitenprogramma tot stand gekomen, o.a. bestaande uit: een nationaal opleidings- en testsysteem voor wedstrijdspringers (het niveauspringen)de KNZB breedtesport competitie schoonspringen het KNZB Springfestijn. Zowel de breedtesport competitie schoonspringen als het Springfestijn verliepen volgens een geheel nieuwe wedstrijdopzet, met nieuwe regels en bepalingen. Het aantal schoonspringers in Nederland is in de loop van IBP 1 gestegen van 400 tot bijna 600.

IBP 2 (2001-2004): continueren en uitbreiden
In de periode van het tweede integrale beleidsplan (IBP 2) was de aandacht gericht op het “ondersteunen van het veld”. Nog niet alle verenigingen waren in staat om deel te nemen aan de nieuwe activiteiten van de KNZB, of deze zelf te organiseren. De grootste uitdagingen voor breedtesport schoonspringen voor de periode van IBP 2 waren:· het continueren en ontwikkelen van het bestaande KNZB breedtesport beleid en activiteitenaanbod· het scholen van (breedtesport)kader voor de verenigingen: trainers, officials én bestuurders· het bevorderen van regionale samenwerking tussen KNZB verenigingen onderling en met andere aanbieders van sportproducten. De bestaande KNZB activiteiten voor breedtesport zijn allen gehandhaafd in de periode van IPB2. Niveauspringen, de breedtesport competitie en het Springfestijn zijn waardevolle evenementen gebleken, met veel deelname. De Nederlandse Kampioenschappen (die in de NOC*NSF terminologie onder breedtesport vallen), zijn in de periode van IBP 2 zowel sportief (minder deelnemers, beter niveau) als organisatorisch (gebruik van computers en internet) duidelijk in kwaliteit verbeterd.

IBP 3 (2005-2008): Wat wil het veld?
In de periode van IBP 3 zijn voor breedtesport schoonspringen geen grote veranderingen te verwachten. Wel zal de KNZB het gehele activiteitenpakket voor breedtesport schoonspringen nog eens onder de loep nemen en de sporters en organisatoren vragen of het KNZB programma inderdaad aansluit bij de wensen van het veld. De concrete doelstelling luidt: in 2008 is 85% van de deelnemende verenigingen tevreden over het aanbod aan competities en kampioenschappen. De evaluatie van IBP 3 en de tekst voor het beleidsplan 2008-2012 is niet beschikbaar vóór het verschijnen van deze almanak.

IBP 4 (2009-2012):
PM

Topsport schoonspringen

Vóór IBP 1
Het KNZB schoonspringbeleid tot en met 1995 kende eigenlijk maar één doelstelling: ‘begeleiding van topsporters op Europees en mondiaal niveau’. Talenten werden “opgepikt” als zij al duidelijke prestaties hadden geleverd. Zo konden Daphne en Edwin Jongejans dankzij uitzending naar internationale wedstrijden en trainingskampen, begin jaren 80 ontwikkelen tot absolute wereldtoppers. In 1991 werd Edwin Jongejans wereld kampioen schoonspringen 1-meter plank. In 1995 constateerde de schoonspringcommissie dat de sport schoonspringen internationaal dusdanig was ontwikkeld, dat het uitzenden van opkomend talent alléén niet meer voldoende was om internationaal schoonspringsucces in de toekomst te mogen verwachten. Al meer dan 10 jaren was geen enkel jong talent meer doorgebroken op Europees senioren niveau. Er moest een opleidingssysteem komen.

IBP 1 (1996-2000): topsport kan pas als de breedtesport geregeld is
In IBP 1 is er voor gekozen om het aanbod van KNZB breedtesportactiviteiten schoonspringen volledig te herzien en sterk uit te breiden. De onderliggende gedachte was dat toekomstige topsport pas mogelijk is als breedtesport en talentontwikkeling goed opgezet zijn. In aanvulling op het uitbreiden van het breedtesportprogramma is een bondscoach en een programmamanager schoonspringen door de KNZB aangesteld. De bondscoach had een adviserende functie, voor springers en trainers, met name om de doorstroom van topjeugd naar topsenioren te bevorderen. Mede op advies van de technische staf (bondscoach en programmamanager) zijn de uitvoering van de Nederlandse kampioenschappen, het beleid rondom de Nationale Selecties (criteria voor selectie en uitzending) en de inhoud van de Centrale Trainingen en Open Trainingen aanzienlijk gewijzigd. Het topsport beleid schoonspringen van de KNZB werd transparant gemaakt door de jaarlijkse publicatie van de Almanak schoonspringen. De evaluatie van IBP 1 schoonspringen voor topsport was positief, in de almanak 2000-2001 stond: “de technische vaardigheid van wedstrijdspringers is duidelijk toegenomen, de prestaties van de beste springers van Nederland op de nationale en internationale (jeugd-)kampioenschappen worden beter en enkele jeugdspringers staan op de rand van doorbreken op het Europese senioren niveau”.

IBP 2 (2001-2004): presteren op Europees niveau
In IBP 1 was de gewenste organisatorische structuur ontwikkeld. Voor het eerst beschikte de KNZB voor de sport schoonspringen zowel over een parttime bondscoach als een parttime manager. De sportieve aandacht werd gericht op “presteren op Europees niveau” (top 12 plaatsen halen).De organisatorische speerpunten voor topsport schoonspringen voor de periode van IBP 2 waren:· het continueren en ontwikkelen van het gevormde KNZB beleid en activiteitenaanbod voor topsport (stages en wedstrijden)· het scholen van (topsportkader): trainers, officials en bestuurders· het uitbreiden van de trainingsmogelijkheden van getalenteerde springers; het optimaliseren van de samenwerking tussen bondscoach en verenigingstrainers. Sportief is het in de periode van IBP 2 goed gegaan. Bij de jeugd was de KNZB in staat naar elk EJK en elk WJK een representatieve ploeg te sturen, er zijn elk jaar top 12 plaatsen gehaald. Bij de senioren zijn er ook mooie prestaties geweest van Bianca van Os Ban (o.a. 6e op de EK 2002 dames 1 meter) en Lisette Planken (o.a. 8e op de WK 2003, dames 1 meter). Helaas is de periode van IBP 2 organisatorisch zeer moeizaam verlopen:
· vier maal een nieuwe manager schoonspringen in vier jaren· de samenwerking tussen bondscoach en verenigingstrainers verliep niet goed en resulteerde in een vertrek van de bondscoach in 2003, zonder vervanging· het budget voor schoonspringen topsport is verminderd omdat de overheidssubsidies sterk zijn beperkt. In het laatste jaar van IBP 2 zijn alle verenigingen gepolst: hoe nu verder?

IBP3 (2005-2008): aansluiting houden bij het almaar stijgende Europese niveau
In de periode van IBP3 zal een begin worden gemaakt met het bevorderen van samenwerking tussen verenigingen en het creëren van een regionale steunpuntenstructuur. De verenigingen moeten in een topsportaccommodatie samenwerken om tot optimale prestaties te komen. De steunpunten (ook wel “regio’s” genoemd) krijgen ondersteuning vanuit de KNZB op het gebied van watertrainingen, zaalprogramma, droogspringen, kennisontwikkeling, wedstrijdorganisatie en materialen. Vooralsnog zijn drie steunpunten aangewezen: Amersfoort, Amsterdam, Eindhoven. Bij de toekenning van subsidie aan een steunpunt wordt rekening gehouden met de volgende parameters:· Het aantal schoonspringverenigingen en sporters met een startvergunning dat actief is binnen de regio· Het prestatieniveau bij de Nederlandse (A) kampioenschappen van sporters uit de regio· Het aantal sporters binnen de regio dat door de KNZB recent is uitgezonden naar internationale evenementen. Springers die in de periode van IBP 3 in aanmerking komen voor deelname aan EK’s, WK’s en OS, worden vooralsnog geadviseerd hun opleiding in het buitenland te volgen, maar krijgen ondersteuning vanuit de KNZB, wanneer ze bepaalde, vooraf vastgestelde, prestaties hebben geleverd. Organisatorisch is de KNZB teruggekeerd naar een vertrouwd model. Er is één manager topsport voor alle takken van sport en een Technische Commissie schoonspringen. De taken en verantwoordelijkheden van de Technische Commissie zijn als volgt omschreven (september 2004):· Het zorgen voor beleidsvoorbereiding in samenspraak met het bondsbureau· Het ondersteunen en begeleiden bij de uitvoering van het beleid· Het informeren en zich laten informeren m.b.t. beleidsvoorbereiding en uitvoering via een drietal regionale kanalen· Het mede-uitvoeren van taken in het beleidsveld talentontwikkeling en topsport De functie van bondscoach en manager schoonspringen zijn komen te vervallen. De opleiding van (top-) sporters vindt plaats bij de verenigingen, binnen de steunpunten en incidenteel in het buitenland.

IBP 4 (2009-2012):
Ambitie 5: Topsport en Talentontwikkeling
De Olympische Spelen in Beijing waren voor de zwemsport zeer succesvol. Drie prachtige gouden medailles vormden een welverdiende kroon op jarenlang keihard trainen. Met deze unieke topprestaties lieten onze atleten zien dat de Nederlandse zwemsport een belangrijke rol speelt op het wereldtoneel.

Toonaangevend
De Nederlandse zwemsport staat op dit moment in de top 6 van de mondiale zwemranglijst. De KNZB is trots op deze notering en wil deze positie de komende jaren graag versterken. Onze ambitieuze en innovatieve aanpak is een prachtig visitekaartje voor de zwemsport in binnen- en buitenland. Topsport betekent keuzes durven maken. Daarom stelt de KNZB, in de aanloop naar de Olympische Spelen van 2012, voor elke sporttak ambities op die aansluiten bij de huidige prestaties van topsporters en de nieuwe talenten. Daarnaast blijft talentontwikkeling bij de Zwembond een belangrijke plaats innemen. De talenten van nu, kunnen immers de Olympisch kampioenen van de toekomst zijn.

Talentherkenning
Het herkennen van topsporttalent begint al in een vroeg stadium bij uw eigen zwemvereniging. Tijdens de opleiding binnen de vereniging zijn de eerste tekenen hiervan al zichtbaar. Hier legt uw vereniging dus de basis voor onze internationale kampioenen. Via het talentherkenningstraject komt een topsportcarrière voor het talent steeds dichterbij.

Talentontwikkeling
Tijdens de natuurlijke ontwikkeling van een talent, komt er een moment van overstap van de lokale vereniging naar een regionaal of landelijk talentprogramma bij de KNZB. Onze talentprogramma’s begeleiden elke topsporter intensief in zijn of haar weg naar de top. Hierbij zetten wij ons volledig in om de randvoorwaarden voor een topsportklimaat zodanig in te vullen dat een talent zich optimaal kan ontwikkelen. De komende jaren zet de KNZB zich in om al onze talentprogramma’s te laten certificeren volgens de systematiek van NOC*NSF. Deze certificering is een erkenning voor de huidige kwaliteit en betrouwbaarheid van de programma’s. Het is een uitdaging om ook in de toekomst aan deze criteria te voldoen.

Vertaald naar operationele doelstellingen betekent bovenstaande ambitie:

Operationele doelstellingen:
In de periode 2009-2012 wordt een hoogwaardig topsportprogramma uitgevoerd dat leidt tot finaleplaatsen bij de EK's en tot deelname aan de WK’s en OS In de periode 2009-2012 ondersteunt de KNZB talentopleidingsprogramma's in drie opleidingscentra in Eindhoven, Amsterdam en Amersfoort, waar onder regie van de KNZB opleidingsprogramma's worden aangeboden voor sporters en kader In 2012 voldoet het centrale topsportprogramma in Eindhoven aan de eisen van NOC*NSF en het ministerie van VWS met betrekking tot een NTC Vanaf 2010 nemen jaarlijks 6 nieuwe talentvolle sporters deel aan het programma in de opleidingscentra In de periode 2009-2012 wordt het programma voor talentontwikkeling met minimaal 2 sterren gecertificeerd door NOC*NSF.