‘Het is bijzonder als alles op z’n plek valt. Koester dat dan ook’
Bondscoach van de paralympische zwemmers Bram Dekker (35) zet zijn eigen ervaringen als voormalig topzwemmer in om zijn team naar succes te leiden in Parijs. "Door mijn eigen zwemcarrière kreeg ik als coach ook snel het vertrouwen van de zwemmers." Voor hem betekent succes meer dan alleen winnen.
Bram gaat met 10 veelbelovende zwemmers naar Parijs: Liesette Bruinsma, Florianne Bultje, Chantalle Zijderveld, Lisa Kruger, Thijs van Hofweegen, Olivier van de Voort, Marc Evers, Bas Takken, Thomas van Wanrooij en Rogier Dorsman. “Het niveau is internationaal enorm gestegen en als je vorig jaar goud won op het WK is dat geen garantie voor een medaille in Parijs. Dat vind ik ook mooi. Het hoort bij topsport. Maar mijn zwemmers hebben allemaal grote kans om in ieder geval in de finale te komen.”
Bram is nu 7 jaar bij de ploeg, waarvan de eerste jaren als assistent-coach. Daarvoor was hij zelf succesvol zwemmer met olympische ambities. Hij won op de EK in 2014 met de estafetteploeg zilver en leek af te stevenen op kwalificatie voor de Spelen in Rio de Janeiro. Na zijn zwemcarrière had hij al gauw de keuze uit coachbanen. André Cats van NOC*NSF klopte ook bij hem aan voor een functie bij de paralympische ploeg. “Ik kende de paralympische sport helemaal niet. Maar die variëteit aan trainingen voor verschillende handicaps sprak me aan. Het geeft een grote ontwikkelkans. Ik heb handicaps nooit gek of eng gevonden, misschien ook door mijn studie fysiotherapie. Ik ervaarde wel voor het eerst hoe het is om op een groot toernooi als niet-gehandicapte in de minderheid te zijn. Waar ik ook zag hoe andere landen met veel krakkemikkigere rolstoelen of rollators bij het zwembad aankwamen, om vervolgens knoerthard te gaan zwemmen. Het was een heel nieuwe wereld voor me.”
Taak als bondscoach
Voor een buitenstaander lijkt zijn taak als bondscoach bijna onmogelijk: zijn zwemmers variëren in ongeveer alles. In afstanden, soort en aantal zwemslagen, in classificatie en handicap, en in leeftijd en persoonlijkheid. Hoe zorg je ervoor dat je dat allemaal bij elkaar krijgt?
“Het duizelt me wel eens als ik de trainingen voorbereidt,” zegt hij. “Om je een voorbeeld te geven: Rogier zwemt in Parijs alle afstanden, dat zijn er 6, Chantalle zwemt er 1, de schoolslag. Dat alleen al vergt een totaal andere training. Daarnaast kan Rogier zijn hele lichaam inzetten, maar moet hij vanwege zijn visuele handicap wel trainen op oriëntatie in het water. Ik moet hem andere aanwijzingen geven, zorgen dat hij niet gaat slingeren in het bad. Chantalle mist een hand en daarmee moet ik rekening houden met de belastbaarheid van haar arm en de omvang van de training. En dat zijn er nog maar 2. Voor een training van 2 uur ben ik een uur trainingen aan het uitschrijven. Soms heb ik een writers-block. Ik probeer namelijk geen enkele training hetzelfde te laten zijn. Dan moet ik even iets anders gaan doen, en dan gaat het wel weer.”
Naast de technische training en planning heeft Bram ook gewerkt aan de onderlinge verstandhouding van de zwemmers. “Ze beoefenen dan wel een individuele sport, maar ze zijn wel onderdeel van een team. We hebben teamwaarden opgesteld, afspraken gemaakt over hoe om te gaan met bijvoorbeeld roddelen en hoe en wanneer je elkaar aanspreekt bij irritaties. Dat gaat hartstikke goed. Ik vind het belangrijk daar ook aandacht voor te hebben. Vaardigheden als feedback geven en kritiek krijgen, kunnen ze ook in de rest van hun leven meenemen.”
“Al die elementen van het coachen maken het voor mij uitdagend en gelaagd. Ik vind het leuk om na te denken over de weg die elke zwemmer moet volgen voor het piekmoment. Dat vond ik al toen ik zelf nog bij de olympische ploeg zwom.”
Bram miste op het nippertje de Spelen in Rio. “Toen ik me niet wist te kwalificeren, heb ik wel tijd nodig gehad om dat te verwerken. Ik begrijp dus heel goed hoe teleurstelling is voor de zwemmers die ik nu begeleid. En juist voor paralympiërs ligt dat op de loer. Omdat er altijd kans is dat een concurrent bij een nieuwe keuring in een lichtere klasse terechtkomt en dan ineens een gevaar vormt. Ook daarom probeer ik ze te laten genieten op het moment dat wel alles op zijn plek valt. Het is bijzonder als dat gebeurt, koester dat.”
“Terugkijkend op mijn eigen carrière had ik ook meer willen genieten van successen in plaats van me meteen weer te focussen op wat er nog beter kan of op een volgende wedstrijd. Nooit rust, nooit vakantie, bang om stil te staan. Ik zie dat ook bij sommige zwemmers terug. Laat mij me maar buigen over die planning en trainingen, ik zorg dat je op je best op het startblok staat. En heb plezier als je in Parijs bent. Dat geef ik ze mee. Plezier, daar wordt vaak laatdunkend over gedaan, want het gaat toch om de prestatie. Maar ik weet zeker dat als ze het leuk hebben, met elkaar, ze ook zelfvertrouwen hebben en dan maximaal kunnen presteren. Dan gaan de successen komen.”
En die successen, de medailles, het straalt niet op hem af zegt hij. “Ze doen het toch echt zelf daar in het water. Ik ben dan vooral superblij voor hen. En trots als die gasten het voor elkaar krijgen.”
Bron hero-afbeelding: BSR